Beslissing op bezwaar De Klerk Waterbouw B.V. van 29 november 2016 tegen besluit opleggen dwangsom
Overeenkomstig het advies van de bezwarencommissie hebben Gedeputeerde Staten de door De Klerk Waterbouw ingediende bezwaren tegen een opgelegde last onder dwangsom wegens het overtreden van de Wet bodembescherming ongegrond verklaard en de last onder dwangsom in stand gelaten.
De Klerk Waterbouw heeft bij graafwerkzaamheden aan de IJsseldijk te Krimpen aan de IJssel verontreinigde grond verplaatst, zonder dat het bedrijf dit heeft gemeld bij de provincie. Dit is een overtreding van de Wet bodembescherming. Daarom is een last onder dwangsom opgelegd aan het bedrijf, bedoeld om het bedrijf in de toekomst wel melding te laten doen van vergelijkbare werkzaamheden, zodat daarop dan toezicht gehouden kan worden.
Het bedrijf heeft bezwaar gemaakt tegen de last onder dwangsom. Het voerde onder meer aan dat men niet het voornemen had verontreinigde grond te verplaatsen, maar dat dit tijdens werkzaamheden is gebeurd.
De bezwarencommissie oordeelde dat ook in gevallen, waarin men niet het voornemen heeft verontreinigde grond te verplaatsen, maar dit in de praktijk wel gebeurt, de meldingsplicht geldt. Het bedrijf wordt geacht voldoende kennis te hebben (gehad) van de locatie en de Wet bodembescherming om ook bij niet voorziene verplaatsing van verontreinigde grond een melding te doen.