Beantwoording Statenvragen 3471 CDA SP Effecten voor het klimaat bij verschillende natuuropgaven en vernatting van veengronden
Veengronden kunnen, afhankelijk van de omstandigheden, broeikasgassen vrijgeven of vastleggen. Deze broeikasgassen zijn CO2 (koolstofdioxide), CH4 (methaan of “moerasgas”) en N2O (lachgas). Om iets te kunnen zeggen over klimaatinvloed van veenbodems, is het nodig om het totaal van deze emissies te kennen. Omdat CH4 een 23 tot 34 maal sterker- en N2O een 300 maal sterker broeikasgas is, worden alle emissies vertaald in CO2-equivalenten (CO2-eq). Dit is een rekeneenheid om de bijdrage van broeikasgassen aan het broeikaseffect onderling te kunnen vergelijken.Natuurlijke venen leggen koolstof vast en geven onder natte, moerasachtige omstandigheden methaan (CH4) af. Drooggelegde venen zorgen voor bodemdaling en geven zowel koolstofdioxide (CO2) af als kleine hoeveelheden lachgas (NO2). Op intensief bemeste gronden is de uitstoot van lachgas meer. Wordt het veen vernat dan kan methaan (CH4) vrijkomen. De effecten van vernatting op de emissie van lachgas en methaan zijn tegengesteld en heffen elkaar deels op, maar kennen ook nog een grote onzekerheid. Over het algemeen, stellen deskundigen, is het totaal van de CO2-eq emissies uit veen het kleinste bij een waterstand tussen de 10 en 20 cm onder maaiveld.